We hadden net een bank gekocht
Van onverwoestbaar skai
We zouden naar een caravan
Gaan kijken in de RAI
En toen kwam dus mijn man
Met het bericht van zijn ontslag
Ik weet precies de dag nog
Het was een donderdag
O, dat m'n man geen werk meer had
Dat speet me niks, o nee
Ik heb nooit stommer werk gezien
Dan het werk dat hij dee
Ik ben een keer gaan kijken
Er was een open dag
Dan mag je zien hoe stom je man
Z'n werk wel wezen mag
Ik zag dat ie daar steeds
Een hendel over zat te halen
Ik dacht: dat moet jij doen dus
Om de slager te betalen
Hij zei altijd: ik heb wel
Twintig mensen onder mij
Dat klopte want hij zat eenhoog
Boven de smederij
Maar goed, hij is nu eindelijk
Dat klerebaantje kwijt
Het scheelt wel in de centen
Maar ook in de vrije tijd
En o, hij is zo handig
Eerst dus die open haard
Die heeft ie zelf gemetseld -
En toen dat hobbelpaard
Voor als het kind komt, zei ie steeds
Dan zijn we een gezin
Nou ik ben nu drieenvijftig
Dus het zit er niet meer in
'k Heb veertien boekensteunen
En een pasgetimmerd bed
Laatst kwam ie met twee wieltjes aan
Voor een autoped
Toen ik zei dat dat niet hoefde
Toen keek ie zo verrast
Daarna is ie begonnen
Aan z'n vierde pocketkast
Hij heeft het Koninklijk Paleis
Van lucifers gebouwd
Dat staat nu op de tafel
Want het kan niet meer versjouwd
Het ergste is dat hobbelpaard
Dat staat daar week na week
Mijn man merkt niet dat ik er soms
Een poot of oor afbreek
Dat gooi ik in de open haard
Die brandt dan weer een poos
We moeten immers zuinig zijn
Mijn man is werkeloos