In zenne jonge tijd wast krapuul eerste klas
Elke week een andere griet oep zen kot
Mor na veul jaren later huisvader geweurden
Ist nen awe snoeper ja nen awe zot
Ja hij word geaprecieerd oep zen werk in de kerk
Hij is een geliefd figuur, de man met de kroon.
Mor thuis ist ne klootzak, ne smeerlap, ne nazibeul
Ne ampetanterik Ne pester tis nimeer schoon
Ja hij zaagt, hij klaagt, hij moeit hij loeit, hij brolt en grolt
Tis vaneer….den omer
Ja hij snauwt, hij jauwt hij vrekt en zekt hij protocolt
Tis vaneer…den omer
Hij is toen bij een gezin binnengeslopen
En lak ne dief in de nacht
Is hem met die vra en zes kinderen gon lopen
Wie had na da ooit gedacht
Mor die kinderen zagen rap dadis hier niks veur ons
Ge kunt gij veur ons part ontploffen ik blijf kik ni bij a
De sfeer is hier te snijden der is hier nikse meer plezant
Wij gon terug nor onze pa
Ja hij zaagt, hij klaagt, hij moeit hij loeit, hij brolt en grolt
Tis vaneer….den omer
Ja hij snauwt, hij jauwt hij vrekt en zekt hij protocolt
Tis vaneer…den omer
Iedereen hee hem na al buiten gepest
Behalve zen nieuwe vra die zit noch thuis
Die gebruikt hem veur te koken, en veur de vuil karweis
Voor de was de plas de grote kuis
Mor hoelank go da nog duren, ja hoelank houd ze het nog vol
Want hij bleft er mor kloten, controleert ze tot en met
Waar godde nortoe, en vind ik da wel goe
Me wie godde weg, en me wie godde nor bed
Ja hij zaagt, hij klaagt, hij moeit hij loeit, hij brolt en grolt
Tis vaneer….den omer
Ja hij snauwt, hij jauwt hij vrekt en zekt hij protocolt
Tis vaneer…den omer
(c) Hopeloos