Het is het opstaan, dat ons altijd breekt
Die snelle overgang naar 't verticale
Die ons, omdat we treinen moeten halen
Te vroeg in onze daagse kleren steekt
Dat traag moment waarin 't geweten spreekt
O, lokroep van 't horizontale
Maar boterhammen, zij het kale
Worden slechts verticaal gekweekt
O Morpheus, filantroop der werkelozen
Wat zou ik graag nog in uw armen pozen
Helaas, die klok, die mij niet slapen laat
Die zelfs geen tijd gunt aan het minnekozen
En die na al te korte tussenpozen
Na vier uur slapen alweer negen slaat