In het allerlaatste licht wacht een vrouw onder een boom
Als de maan is haar gezicht, haar ogen dicht ze heeft een droom
In haar hoofd ziet ze een man, die haar mooie brieven stuurt
Ze kent er elke bladzij van, wil dat elk woord nog langer duurt
Mist hij mij, vergis ik mij of mist hij mij mist hij mij, mist hij mij
De avond eindigt donkerblauw als de deken van de nacht
En de schaduw van de vrouw heeft haar terug naar huis gebracht
Daar wacht hij weer bij het raam, als een hond vlakbij de deur
Op haar lippen ligt zijn naam en in haar bed zijn warme geur
Mist hij mij, vergis ik mij of mist hij mij mist hij mij, mist hij mij
Mist hij mij, vergis ik mij of mist hij mij mist hij mij is dit voorbij
In het eerste ochtendlicht draait de vrouw zich op haar zij
Naar de man die naast haar ligt en naar haar lacht van heel dichtbij
Maar de droom spat als een bel, zonder woorden uit elkaar
Hij zegt niet dag en niet vaarwel, komt nooit terug de leugenaar
Mist hij mij, vergis ik mij of mist hij mij
Mist hij mij, vergis ik mij of mist hij mij
Mist hij mij, vergis ik mij of mist hij mij
Mist hij mij, vergis ik mij of mist hij mij
Mij of mist hij mij of is dit voorbij