Hij zwierf bij nacht en ontij
Door heideveld en bos
Want in het stropen was hij
Nog slimmer dan een vos
Hij kende alle knepen
Van lichtbak, slik of vert
Hij was nog nooit gegrepen
Al werd op hem gelet
refr.:
Hij strikte konijnen en hazen
En hij was voor de duivel niet bang
Geen boswachter kreeg hem te grazen
Die stroper van het Limburgse land
Stropen hier, stropen daar
Ondanks veel gevaar
Stropen hier, stropen daar
Altijd stropen maar
Het was op een kille zondag
Zo rond een uur of drie
Dat hij een lieve schat zag
Het was boswachter Marie
Hij kon zich niet verzetten
Het was met hem gedaan
Ze ving hem in haar netten
En liet hem niet meer gaan
refr.
Toen kreeg het jonge paartje
Een huisje in het veld
En werd hij na een jaartje
Als boswachter aangesteld
Nu loert hij zelf op stropers
Zijn schoonpapa blijft thuis
Vaak zucht hij onder het lopen
De vrouwen zijn in huis
Hij strikt geen konijnen en hazen
Hij is voor zijn vrouwtje te bang
Ze hebben hem lekker te grazen
Die stroper van het Limburgse land
Stropen hier stropen daar
Is nu naar de maan
Stropen hier stropen daar
Is voorgoed gedaan