Ze zat bij de fontein,
van één of ander plein,
haar rokje woei omhoog,
dat kreeg ik in het oog.
Ik hield haar in de gaten,
ik wou graag met haar praten,
maar durfede het niet aan,
ik schoof 't op de lange baan.
Toen we liepen langs de reien,
't kon niet mooier zijn.
Ik had wel kunnen vrijen
in de maneschijn
Ze ging toen plots op wandel
naar ene platenhandel.
Ze kocht er een C.D.
ach, jongens, ach, o jee.
Een plaat van Bloedend Hart;
voor mijn ogen werd het zwart.
Ik dacht:"Gij ouwe vos,
't is hier in de sjakos".
Toen we liepen langs de reien,
't kon niet mooier zijn.
Ik had wel kunnen vrijen
in de maneschijn
We gingen samen uit
naar film, naar theater.
Ik speelde op mijn fluit,
daar aan het Minnewater.
We maakten zo'n plezier,
zij wijn, en ik dronk bier.
Ik bracht haar toen naar huis,
maar hield mij zelf heel kuis.
Toen we liepen langs de reien,
't kon niet mooier zijn.
Ik had wel kunnen vrijen
in de maneschijn
Maar slechts een week nadien,
't was gruwelijk om te zien:
daar lag zij in het gras
met één die Playboy las.
Zijn hand lag op haar dij,
en wat ze tot me zei:
"jij was een koele kikker,
of ben jij soms een flikker?"
Toen we liepen langs de reien,
kon 't wel mooier zijn,
Ik had maar moeten vrijen
in de maneschijn.