Heer Halewijn zong een liedekijn,
al wie het hoorde wou bij hem zijn.
En dat vernam een koningskind,
die was zo schoon en zo bemind.
Zij ging voor haren vader staan:
“Och vader, mag ik naar Halewijn gaan?”
“Och neen, gij dochter, neen gij niet,
die derwaarts gaan en keren niet.”
Zij ging voor hare moeder staan:
“Och moeder, mag ik naar Halewijn gaan?”
“Och neen, gij dochter, neen gij niet,
die derwaarts gaan en keren niet.”
Zij ging voor haren broeder staan:
“Och broeder, mag ik naar Halewijn gaan?”
“’t Is mij al eens waar dat gij gaat,
als gij uw eer maar wel bewaart
en gij uw kroon naar rechten draagt.”
Toen is zij op haar kamer gegaan
en deed haar beste kleren aan.
Zij ging dan in haar vaders stal
en koos daar ’t beste ros van al.
Ze zette haar schrijlings op het ros.
Al zingend reed zij door het bos.
Als zij ten midden ’t bos mocht zijn,
daar vond zij toen heer Halewijn.
“Gegroet” zei hij en kwam tot haar.
“Gegroet schoon maagd, bruin ogen klaar.
Kom zit hier neer, ontbind uw haar.”
Zij kwamen aan een galgenwijk,
daar hing zo menig vrouwenlijk.
Alsdan heeft hij tot haar gezeid:
“Mits gij de schoonste maget zijt,
zo kies uw dood, het is nog tijd.”
“Wel, als ik hier kiezen zal,
zo kies ik het zweerd vooral.
Maar trek eerst uit uw opperst kleed
want maagdenbloed dat spreidt zo breed.”
Eer dat zijn kleed getogen was,
zijn hoofd lag voor zijn voeten ras.
Voordat de dood zijn ogen brak,
zijn tong nog deze woorden sprak:
“Gaat ginder in het koren
en blaas daar op mijn horen
dat al mijn vrienden ’t horen.”
“Al in het koen ga ik niet,
op uwen horen blaas ik niet,
moordenaars raad en doe ik niet.”
“ Gaat ginder onder de galge
en haal daar een pot mat zalve
en strijk dat aan mijn roden hals.”
“Al onder de galge ga ik niet,
uw roden hals en strijk ik niet,
moordenaars raad en doe ik niet.”
Zij nam het hoofd al bij het haar
en waste ’t in een bronne klaar.
Zij zette haar schrijlings op het ros.
Al zingend reed zij door het bos.
Toen z’ aan haar vaders poorte kwam,
ze blaasde de hoorn als een man.
En als de vader dit vernam,
’t verheugde hem dat ze wederkwam.
Daar werd gehouden een banket.
Het hoofd werd op de tafel gezet.
Tekst: Rendall
Muziek: H. Van Hoorenbeeck