Zeevlak vol blaren
harpen en snaren.
Zee vol gevaren.
Zee die mij vangt en bevrijdt.
Zang door de eeuwen,
lang voor de meeuwen.
Zang voor mijn eenzaamheid.
Laat mij een zand aan de zoom van de zee zijn,
doe mij als water zo woest en gedwee zijn.
Mocht ik als wind in een zeil voor de ree zijn.
Zou ik tevree zijn?
Zou ik tevree zijn?
Zee die ons lot is,
vol baars en bot is.
Zee die van God is.
Zee die ontvangt en die voedt.
Zon op de branders,
eender en anders.
Zonlicht van zilver en bloed.
Laat mij een zand aan de zoom van de zee zijn,
doe mij als water zo woest en gedwee zijn.
Mocht ik als wind in een zeil voor de ree zijn.
Zou ik tevree zijn?
Zou ik tevree zijn?
Zee die van brons is,
vol van gegons is.
Zee die van ons is.
Zee mijn onwennig tehuis.
Schip op de golven,
rollend bedolven
onder een schelp van geruis.
Laat mij een zand aan de zoom van de zee zijn,
doe mij als water zo woest en gedwee zijn.
Mocht ik als wind in een zeil voor de ree zijn.
Zou ik tevree zijn?
Zou ik tevree zijn?
Laat mij een zand aan de zoom van de zee zijn,
doe mij als water zo woest en gedwee zijn.
Mocht ik als wind in een zeil voor de ree zijn.
Zou ik tevree zijn?
Zou ik tevree zijn?
Zou ik tevree zijn?
Tekst: Anton Van Wilderode
Muziek: Leo Cools en Paul Heyninck