Vroeg opstaan, het is suikertijd
En 's morgens smaakt het water zoet
Want dag en nacht braakt de vulkaan
Een stoomkolom van overvloed
En de gemalen pompen wijn
Daar zwemt een vis van marsepijn
't Is verboden de smoor in de krijgen
En wie eet, kan niet anders dan zwijgen
refr.:
Maar leven in Luilekkerland
Is lief, lief, lief
Leven in Luilekkerland is lief
De etalages in de stad
Zijn vol met borsten wit en zoet
En op het plein spuit de fontein
Van limonade rood als bloed
En over alle daken zweeft
De wind die warm van suiker kleeft
En in 't gebit van de straten
Knagen suikeren muizen hun gaten
refr.
't Soezenvolk puilt uit van room
En stopt met room zijn oren vol
Want buiten, in de zwarte nacht
Daar brult de honger lang en hol
Dan komt het eind van dit plezier
De grote rode hongerpier
Komt met kaken en scharen en tangen
Om de suikeren wereld te vangen
refr.