Er kwamen eens drie mandarijnen
In een theetuin over een brug
Ze waren gekleed in robijnen
Met draken van goud op hun rug
En een drenkeling die in 't water lag
Riep in zijn grote nood
"O hoge heren, help, want ach
Ik sterf, ik wil niet dood."
De eerste hoge mandarijn
Van edelstenen stijf
Sprak: " 't is heel goed om droog te zijn
Sta toe dat ik het blijf."
De tweede hoge mandarijn
Gekleed in zwaar brokaat
Sprak: "Het is niet goed om nat te zijn
Sta toe dat ik het laat."
De derde hoge mandarijn
Van purper was zijn boord
Sprak: "Ja, uw sterven doet mij pijn
Geef toe dat u mij stoort."
En de drenkeling, hij vloekte luid
Hij zag ze verder gaan
Drie gouden draken zagen hem uit
De verte zwijgend aan
Een dag daarna, het was guur en koud
Kwam 't drietal daar weer terug
Een waterlelie van puur goud
Dreef stil onder de brug
De eerste hoge mandarijn
Toen hij de lelie zag
Sprak: " 't Is gezond om naakt te zijn
op zo een warme dag."
De tweede hoge mandarijn
Zag 't gouden lelieblad
Sprak: "Om 't allermeest gezond te zijn
Is het beste wel een bad."
De derde hoge mandarijn
Trok zijn mantel uit van zij
En sprak: "Om heel precies te zijn
Die lelie is van mij."
Er kwamen eens drie mandarijnen
In een theetuin over een brug
En opnieuw is de zon weer gaan schijnen
Maar hen zag geen mens ooit weer terug