Wanneer men hier es door de stad
Zo tegen schooltijd gaat
Dan schrikt men van de kinderen
Die men zoo ziet op straat.
En als men dan een diender ziet
Die door hen wordt geplaagd
Die zegt dat hij geen baker is
Wanneer men aan hem vraagt:
Waar komen al die kinderen
Die kinderen vandaan?
Waar komen al die kinderen
Die kinderen vandaan?
En komt er dan een sjouwersman
Die naar zijn werk toe gaat
En die ons half en half vertrouwt
Wanneer men met hem praat.
Die liever maar geen antwoord geeft
Wanneer men hem beklaagt
Die zegt wat gaat het mij nou an
Wanneer men an 'm vraagt
Waar komen al die kinderen
Die kinderen vandaan?
Waar komen al die kinderen
Die kinderen vandaan?
En komt er dan een moeder an
Met zestien stuks aan kroost
Die als men naar d'r boezem kijk
t Van moederschaamte bloost.
Die juist haar zeventiende spruit
Naar d' ooievaar toe draagt
Die scheldt ons voor 'n stommerd
Wanneer men an haar vraagt
Waar komen al die kinderen
Die kinderen vandaan?
Waar komen al die kinderen
Die kinderen vandaan?
Maar als je Troelstra tegen komt
Die groote Sociaal
De vijand van de burgerij
En van het kapitaal.
Die zegt met zestien uren rust
Is nergens meer een maagd
Dat komt van d'achtuur werkdag
Wanneer men 't an me vraagt
Dààr komen al die kinderen
Die kinderen vandaan
Ze hebben zestien uren tijd
Voor 't volleksvoortbestaan.
(c) Koos Speenhoff