Cornelis de Bree was geboren op zee
Zijn moeder moest woelige baren
Het zeemansbestaan trok hem altijd al aan
Hij hield het nooit lang aan de wal
Alleen het verdriet van Marietje, zijn griet
Hield hem soms eventjes in Rotterdam
Dan weer zong hij aan boord, in tranen gesmoord
Wanneer hij van haar afscheid nam
refr.:
Je went zo aan de kade
Je went zo aan de pijn
De zee kent zo weinig genade
Aan boord sluipt steeds Magere Hein
Je went zo aan de kade
Vaarwel, misschien een keer
Komt weer een schip zo zwaar beladen
En zie ik jou dan weer
Marietje Vermeer was een meisje van eer
Cornelis kon dat zo waarderen
Als huwbare vrouw bleef ze hem innig trouw
Zij voer in haar hart met hem mee
Als Nelis moest gaan op die grote oceaan
Weende zij bij het vertrek aan de ka
O, haar hart deed zo'n zeer
Voor de zoveelste keer
Zong zij hem dan zacht achterna:
refr.
Ging Nelis op reis naar een ver paradijs
Liet hij zich de vrouwtjes goed smaken
In elke stad weer een andere schat
Zo kwam Nelis aan z'n gerief
Bij iedere meid dacht hij even met spijt
Aan Marietje in Rotterdam
Maar zo menige griet zong met Nelis het lied
Waarmee hij van hen afscheid nam
refr.
Toen Nelis weer kwam in zijn mooi Rotterdam
Marietje stond trouw aan de kade
Had Pieter, zijn maat, alle roddels paraat
Marie schreeuwde: Nelis, kom hier
Hier komt je gerief, en ze sloeg toen haar lief
Nelis viel met zijn kop op de ka
En de Maas kleurde rood, Nelis was meteen dood
Maar Marie zong nog jaren daarna
refr.