We waren met ons tienen jonger dan twee eeuwen
En we noemden ons 'de bende van de bruine kroeg'
We bleven plakken tot het onderdrukte geeuwen
Want kinderbedtijd kwam voor ons pas 's morgens vroeg
Totdat de eerste brommers naar het bouwvak bromden
Bleven wij discussierend trouw op onze post
Tot ook de laatste vriendenstem van slaap verstomde
En dan was elk probleem ter wereld opgelost...
De brouwer had zijn bier speciaal voor ons gebrouwen
En de vriendinnen gingen vlot van vriend tot vriend
Soms nam er een 'n baan aan omdat hij moest trouwen
Die had zijn tijd bij onze bende uitgediend...
Maar dat was bijzaak, al dat amoureus toerisme
Soms eist het lijf zijn tol, maar 't gaat toch om 't verstand...
En zo vernietigden wij pratend ieder 'isme'
En leefden vrolijk met de koppen in het zand!
We waren krekels en we hoonden alle mieren
Want een gitaar was goed, een telmasjien verkeerd...
Maar toen ons wereldbeeld ging tochten door z'n kleren
Werd onze club door de praktijk gedecimeerd:
Opeens ontwaakte tegelijk in alle vrouwen
Een nu-of-nooit-gevoel, een warme nesteldrang...
Dan kun je praten over trouwen of nooit trouwen
Maar in de Hof van Eden siste weer de slang...
Zo heeft de bende nu zo'n twintig junioren
Die taterend scharrelen rond de tafels van 't terras
Door hun geschreeuw kun je je eigen stem niet horen
Maar wie zegt of dat wat je zei belangrijk was?
Want als je kinderen hebt in plaats van argumenten
Verruil je graag principes voor een kinderlach...
Je wist het zo verschrikkelijk zeker in de Lente
Gelukkig dat je in de Zomer twijfelen mag!