In de haven van Stavoren, lag mijn jachtje wat verloren
Tussen alle plompe platte vissersschuiten
En ikzelf zat in 't kajuitje weg te schuilen voor een buitje
En mistroostig keek ik naar het grijze buiten
Daar verscheen jij op de kade met een plunjezak beladen
En je vroeg of ik die dag de kant van Muiden op zou gaan
Ik bekeek jou eerst figuurlijk, riep toen letterlijk natuurlijk
Dus ik monsterde jou omgaand als mijn fokkemaatje aan
'k Had jou beter moeten peilen, want je wist niet veel van zeilen
En het woordje fokkeschoot deed jou al blozen
Je zag niet bestaande boeien uit het grauwe water bloeien
Maar ik had nu eenmaal zee met jou gekozen
Elke steng noemde jij touwtje tegen helmstok zei je houtje
En zoiets is voor een fokkemaatje toch wel al te kras
Met een smal en zeeziek bekje lag je languit op het dekje
Dus ik dacht al dat mijn fokkemaat een brokkemaatje was
Maar toen wij voor anker gingen om vermoeid ter kooi te springen
Vond ik plotseling in jou toch kwaliteiten
En toen wij voor pampers kwamen en de koers op Muiden namen
Dacht ik als ze straks van boord gaat zal 't me spijten
Want in 't donker van 't kajuitje proefde ik je zilten huidje
In jou slanke bruine armen ging ik zalig onder zeil
Ach je was geen best matroosje maar in liefde een bolleboosje
Dus wie weet wordt onze zoon een fokkemaat in volkse stijl
Dus wie weet wordt onze zoon een fokkemaat in grootse stijl