Vader, is 't nog niet gedaan,
mag ik nog niet trouwen
met mijn ouwe vrijer Jan
die zovele kan.
Hij kan al lang wachten,
dat ik vele nachten
peinze op een man.
't Is een engel in mijn zin,
hij draagt mooie kleren.
Vader, belieft het u,
trouwen is mijn lof.
Ja, dolletje, trouw er mee.
Doe tewaar uw beste.
Doe gelijk uw moeder deed,
leef in peis en vree.
Maar in d'eerst acht dagen
kreeg zij vier maal slagen.
Ze moest het al verdragen.
Ze was met hem getrouwd.
Ze ging al om patiëntiekruid
naar de Kapucienen.
Daarmee is het liedje uit.
Colletje is de bruid.
Tekst en muziek: trad.
Arr.: Herman Elegast