Ik zou vanavond al mijn vrienden willen vragen
bij mij te zijn, met mij te eten.
Wij drinken van m'n wijn bij 't roken van m'n kruiden.
Voor enkele uren zich geborgen weten.
En ondertussen spreidt de wondermooie vrouw
een teder bed met haar trage gebaren.
Ik zou vergeten rust zien blinken in hun ogen,
tevredenheid rond hun mond zien plooien.
En 'k zou de hele ruimte vullen met mijn zangen,
met tere geuren die hun harten ontdooien.
En ondertussen spreidt de wondermooie vrouw
een teder bed met haar trage gebaren.
Ik zou met slanke kaarsen schaduwdansen toveren,
een liefdesspel tussen strelende vlammen.
En 'k zou me voor een keer niet uitgesloten voelen,
niet meer zo koud en wat minder alleen.
En ondertussen spreidt de wondermooie vrouw
een teder bed met haar trage gebaren.
En ondertussen spreidt de wondermooie vrouw
een teder bed met haar trage gebaren.
En ondertussen spreidt de wondermooie vrouw
een teder bed met haar trage gebaren.
En ondertussen spreidt de wondermooie vrouw
een teder bed met haar trage gebaren...
Tekst en muziek: L. Van Praet / Georges Moustaki