Maar op die verre verre dag, gezond zal ik blijven
pak ik m’n gitaar en ik laat me drijven
dan vlucht ik voor dat top of floppen
het doen zoals het hoort
het hou je aan je woord
het teugelloos gezwam
van al die ‘ôh!...’
van al die oh zo schuine moppen
wat heeft me hier gebracht
waarom zo lang gewacht
ben ik ook vleugellam
soms zie’k de makkers buiten staan
wat lokte, deed mij binnen gaan
was ’t geld, een dak, een meisje, ’n onderkomen
zou’k nu nog durven: bed op straat
het is gauw te laat, misschien te laat
misschien blijft het voortaan voor
mij bij dromen
maar die verre, verre dag, gezond zal ik blijven
pak ik mijn gitaar en ik laat me drijven
ik ga op zoek naar mijn gelijken
het ouwe zwerversbloed
geen extra ondergoed
geen waardevast pensioen
ik hoef z’alleen maar aan te kijken
dan slaan ze op mijn rug
hé, kijk eens! hij is terug!
jij drinkt van onze poen!
wat later met goedkope wijn
weer katerloos bezopen zijn
en geen deodorantgeur bij ’t ontwaken
of zingen tot de morgendauw
in ’t Vondelpark, je voelt geen kou
waarna we blij van zin perceeltjes kraken
maar op die verre, verre dag (ach)
gezond zal ik blijven
pak ik mijn gitaar en ik laat me drijven
en ik hervind al mijn gelijken
de makker uit de lick
de stakker met een stick
ik heb me thuis gebracht
dan zeg ik: vrind ‘k ben je gelijke
ik kom weer in de kring
sta toe dâ’k even zing
‘k heb al zo lang gewacht
maar wat in dromen stil bleef staan
is bij die makker doorgegaan
‘k ben nu te week voor dergelijke klanten
en d’and’re morgen, kaal en klam
lig ik, bestolen, op de Dam
zij léven juist van ons soort spijtoptanten…!
Tekst en muziek: Dick Poons