Oom Bill met de bril is een rusteloos werker
Nooit zit de man stil op z'n stoel in de erker
Hij gunt zich geen tijd voor een boek of een krant
't Is mal, maar geen bal weet Oom Bill van Oetant
Hij weet niet dat Gerard Cornelis van 't Reeve
Ons gloednieuwe leefregels voor heeft geschreven
En nooit heeft Oom Bill, want hij ploetert maar voort
De Veluwse lokroep van Koekoek gehoord
Als boekhouder heeft 'ie een bruikbaar salaris
Maar als 'ie om vijf uur met boekhouden klaar is
Dan gaat 'ie gezwind naar Boer Brinkel z'n land
En melkt er de koeien met vaardige hand
Hij hoed ze en voed ze, en zorgt ook voor grasie
Desnoods voor kunstmatige insiminatie
Bezweet en bemodderd beweert hij verwoed
Dat geld de Partij van de Arbeid verzoet
Des morgens, dan is 'ie al vroeg uit de veren
Dan doet 'ie de was voor alleenstaande heren
En tijdens 't ontbijt, want dat mag van de bond
Brengt hij op zijn fietsje het ochtendblad rond
Des avonds verzorgt 'ie nog per proclematie
Voor zeventien winkels de administratie
Kortom, hij zit waarlijk geen ogenblik stil
Oom Bill met de bril heeft een ijzeren wil
Mijn tante wordt woedend wanneer je aan haar lief vraagt
Daar hij ook het weekend zo fijn productief maakt
Want wel zit 'ie dan in de kroeg, maar beslist
Verantwoord, want hij werkt er als saxofonist
Hij doet het voor tante, zij kan het waarderen
Want hij krijgt een punthoofd, maar zij krijgt de kleren
Ze helpt hem met allerlei dingen, dat wel
Ze scheert 'em, masseert 'em, ze wast 'em, ze wekt 'em
Maar een ding is naar, toch verouderd 'ie snel
Want die tandartspraktijk, die nekt 'em