Het huis ruikt nog naar zitvlees en sigaren.
Beneden in de straat ruist het verkeer.
De kinderen, die star uit lijstjes staren,
in zwart en wit, vergeten jou steeds meer.
Nu kun je rustig eens de krant in kijken;
die gaat niet meer meteen bij het oud papier.
Nooit zag je zoveel afgeschoten lijken.
Nooit streed je met zo'n wijd open vizier.
De koekoek in de klok speelt kiekeboe.
Je hebt zoveel te doen maar bent zo moe.
Het is al vijfenvijftig over elf.
Wanneer kom je nu eindelijk eens toe
aan jezelf?
Bij elk roze of blauw geboortekaartje
verman je je: alweer een nieuw begin.
De televisie biedt een allegaartje.
Ver voor het testbeeld slaap je zachtjes in.
Je kinderen stellen nu al in gedachten
de rouwbrief en de advertentie op,
en hebben zij neuroses, tics of klachten,
dan wijzen ze naar jouw versleten kop.
De koekoek in de klok speelt kiekeboe.
Je hebt zoveel te doen maar bent zo moe.
Het is al vijfenvijftig over elf.
Wanneer kom je nu eindelijk eens toe
aan jezelf?