Hij was een man van weinig woorden
Hij zocht een vrouw
Hij zei hallo, hij nam een stoel en zei
Ik zou
Jou ontzettend graag
Heel oppervlakkig leren kennen
Ze zei: dat is goed
Maar ik moet wel
Een andere jurk aan
refr.:
Er leeft een angsthaas of een wezel
In elk van ons
Die, als hij even maar de kans krijgt, ondergronds
Zich in zoveel bochten wringt
Tot we ophouden met vragen
Naar de zin
Van jaarin
Jaaruit
Dezelfde vrouw
Hij was vrijgevig als geen ander
Hij was een dief
Van zijn eigen portemonnee; hij zei het liefst
Zou ik geven wat ik had
Maar ik heb enkel luchtkastelen
Ze zei: dat is goed
Maar ze moeten wel
Centraal verwarmd zijn
Hij heeft haar verkeerd begrepen
Zij heeft hem maar half verstaan
Maar wie wil er moeilijkheden
En wat komt het er op aan
Er draait altijd wel een film; de drank staat immers klaar
Kop op
Ze leven heel gelukkig langs elkaar
Jij hebt mij verkeerd begrepen
Ik heb jou maar half verstaan
Maar wij laten het in het midden
Om geen figuur te slaan
En we gaan er iets aan doen; zometeen of volgend jaar
Tot zolang
Leven we nog even langs elkaar
refr.