Wie z'n vader heeft vermoord, en z'n moeder heb vergeven
Die is nog veel te goed, voor het soldatenleven
De moordenaar in z'n cel, met zijn roetzwart geweten
Die krijgt nog elke dag zijn koud en warrem eten
Ik krijg als arm soldaat, die 't vaderland moet dienen
Een rottig stukkie kuch met 'n hompie margarine
En als ik sta op wacht, met duizenden gedachten
Dan denk ik bij mezelf: hoe lang moet ik nog wachten
De spin die spint zijn web, om vliegjes mee te vangen
De groten gaan er door, de kleintjes blijven hangen
Laat niet als enig dank, voor 't aangenaam verpozen
De eigenaar van 't bos, de schillen en de dozen
En leg ik op m'n krib m'n eigen uit te rusten
Dan denk ik aan Marie en hare fraaie buste
Maar eenmaal komt de dag, waarop wij allen wachten
Dan gaan we naar de grens om de Belgen af te slachten
Dan schiet de 'zeven-veld' met welgerichte schoten
Dat godvergeten tuig, kartetsen voor de kloten
Maar eenmaal komt de tijd, dat we de rotzooi gaan verlaten
Weg met het regiment, lang leve de soldaten