De regen ritselt in 't ravijn
De grot is groot en ik ben klein
De wind giert met een enge piep
En zou je denken dat ik sliep
Dat dacht je maar
De grond is hard en kil en klam
Het koude kampvuur zonder vlam
Het onweer buiten rommelt zacht
En als je stiekem om me lacht
Dan lach je maar
Lag ik maar in een paleis nou
Ik weet niet of ik wel op reis wou
Oh een hete kop anijs nou met een taai
De hemel is een ouwe brombeer
Ik heb een broertje dood aan onweer
Morgen schijnt allicht de zon weer
Een hoop lawaai
De wind speelt met een laatste vonk
Een spelletje in de spelonk
Wie was het die daar buiten riep
En zou je denken dat ik sliep
Dat dacht je maar
Ogen dicht en tel tot duizend
Doe gewoon alsof je thuis bent
Als je even aan het geruis went
Lijkt het de zee
Is er niet een huis vol spinrag
Waar ik voor vannacht wel in mag
Wie d'r nou nog een ding vindt
Mag nooit meer mee
Nooit meer, nooit meer
Nooit meer, nooit meer
Nooit meer, nooit meer
Nooit meer, nooit meer
Nooit meer, nooit meer
Nooit meer, nooit meer