Toen ik was geboren had mijn moe geen rooie cent
Dus sliep ik in een haverkist, dat was ik ook gewend
Een oude lap als deken, de matras die heb ik nog
Een zak met hooi dat kriebelde, maar maffen deed ik toch
Dat is wel even anders nou want is het van het
Hemeltje hemeltje wat een breed bed
Wat een breed bed, wat een breed bed
Ik deel met mijn zusje thuis een krakend ledikant
Wanneer het pikkedonker is dan pakt ze vlug mijn hand
Dan moet ik haar vertellen van de prins en van de fee
De jager en de ree zoals mijn moeder vroeger dee
Gezellig is mijn zusje wel maar dit is je van het
Hemeltje hemeltje wat een breed bed
Wat een breed bed, wat een breed bed
Ik heb thuis een heel mooi bed met zacht en warm dons
Ik hoor mijn moeder praten in de kamer over ons
Mijn vader hoor ik mompelen en vloeken op de kat
En dat zal elke avond het moment wel wezen dat (gaap)
Dit is het van het
Hemeltje (gaap)
Wat een breed (gaap)