Willem Herman Winsel woonde rustig in de stad
Met vrouw en negen kinderen, dat was alles wat hij had
Met vrouw en negen kinderen, zes kippen en een haan
Samen in 'n prettig huis op 'n stille oude laan
De oorlog kwam en Willem hielp veel mensen uit de nood
Keek niet of ze wit waren of zwart of grijs of rood
En toen het eindelijk vrede was, werd iedereen haast gek
Hij kreeg al gauw als feestkado een kogel in z'n nek
Niemand wist waarom of hoe, maar iemand had misschien
Drie bezopen kerels met geweren gezien
En vroeg iemand gerechtigheid, dan kon die wel al vlug
Het lot van Willem delen, dus die trok zich gauw terug
Er wonen nog veel kinderen van Willem in de stad
Er lopen nog meer gekken, die begrijpen toch nooit wat