refr.:
Jan de grote griezel woonde eenzaam in het woud
In een hut van sinaasappelkisten
Zonder televisie en zelfs zonder vrouw
De zielepoot wist niet wat hij miste
Als ontbijt at 'ie bessen, als middagmaal wat gras
Voor 's avonds had 'ie meestal everzwijnen
Die ving hij met de blote hand en daar een vogel was
En razend knap in 't braden van konijnen
Maar op een mooie dag liep er door 't diepe woud een man
Hij zocht naar oude melovingers' graven
Schrok zich bijna een hoedje van de blote bosmens Jan
En dacht 'dit lijkt wel iets om te beschaven'
Jan dacht 'dit heb ik zeer beslist nog nooit eerder gezien'
Dit lijkt me wel 't konijn van m'n dromen
En met wat peterselie en frambozensaus misschien
Weldra dreef een braadlucht door de bomen
refr.