Koekejoe is knetter, Koekejoe is gek,
Hij eet met zijn handen, hij heeft zelfs geen bestek,
Zijn baard hangt op zijn voeten, zijn haar tot op zijn gat,
Hij is maffer dan een telraam en zo mager als een lat.
Hij is een luie parasiet, een groene vagebond,
Hij hokt in zijn barak gelijk een vlo op een hond,
Als de kinderen lastig zijn dan snauwen we ze toe :
Braaf, af, koest, liggen, of 'k roep Koekejoe !
Volgens Gust was Koekejoe vroeger een Trappist,
Haa, hij is nu geus geworden, knikkerterrorist,
Vaak zie je 'm met zigeuners en met vreemde broebelaars,
In wat vurige-tongen-taal praat zoiets met elkaar?
Je moest 'm eens zien lopen in zijn lange korte broek,
'n Indiaan zou zeggen, in een cowboyboek :
Die man is bezeten door de Manitoe
Maar wij weten beter : Koekejoe is zot !