Toen ik zeven was had ik een hamster
En die heette Meneer Pietersen
Omdat hij zo verstandig
Uit z'n kraaloogjes keek
En omdat 'ie dan zo sprekend
Op een Meneer Pietersen leek
Meneer Pietersen at van alles
Brood en groente en stukjes fruit
Eerst propte hij zijn wangen vol
Was 'ie heel bedrijvig aan het hamsteren
(Dat was nou hamsteren)
Dat zag er toch zo aardig uit
Elke avond voor het slapen gaan
Mocht ik hem even uit z'n kistje nemen
In m'n hand kriebelden zijn pootjes
En wat was z'n pelsje zacht
Als ik naar bed ging
Ging hij in z'n huisje
Meneer Pietersen: goeie nacht
refr.:
Slaap maar lekker Meneer Pietersen
Meneer Pietersen: slaap zacht
Je hebt nu lang genoeg gespeeld
Meneer Pietersen: goeie nacht
Op een morgen kwam ik naar z'n hokje
Maar mijn hamster kwam mij niet begroeten
Hij lag op zijn zij
En zijn oogjes bleven dicht
Hij lag daar zo stil
Het was een akelig gezicht
Eerst kon ik het niet geloven
Alles leek nog heel gewoon
In zijn bakje in het hoekje
Lag gewoon zijn stukje brood
Maar ik voelde, toen ik hem pakte:
Meneer Pietersen was dood
refr.
Ach, wat heb ik toen gehuild
Ach, wat was ik toch verdrietig
Huilend heb ik hem begraven
Op zijn grafje legde ik een steen
Maar mijn vader zei: "Zo gaat dat
Daar kom je wel overheen"
Ik ben er overheen gekomen
Al was ik toen nog zo klein
Als er iets of iemand doodgaat
Kun je best verdrietig zijn
Maar niets kan altijd blijven leven
Ook al lijkt dat soms fijn
refr.