't Was zo gemakkelijk om te zeggen:
" 't Is echt niet, dat ik niets om je geef."
Want ik ben nu ten volle gaan beseffen,
Dat er niets meer is, waarvoor ik eigenlijk nog leef.
Ik heb 't doel verloren,
Ik kan 't niet meer horen,
't Doet pijn in m'n oren,
Als men je naam uitspreekt.
Je hebt veel gegeven,
Bij jou had ik 'n streven,
Maar jij kraakte m'n leven,
Zoals je een rietstengel breekt,
Marijke, denk jij, dat ik jou kan vergeten.
Marijke, zie jij, dat jouw invloed verder zal vreten.
Marijke, jij weet, ik ben niet te vertrouwen.
Marijke, je bent bang om nog op iemand te bouwen.
Maar nu is het somber en donker buiten
En de regen, die klettert tegen m'n raam.
D'r is storm op komst, de wind huilt langs de daken,
En telkens weer hoor ik daarin jouw naam.
M'n handen beven.
Zonder jou te leven,
Is als 'n hart weggeven,
Maar dat deert jou niet.
Je hebt je eigen vrienden,
Je wilt je nooit meer binden,
Omdat 't jou niet zinde,
Al had ik daarom verdriet,
Ik geef toe, ik was dikwijls zwaarmoedig.
Je hebt geprobeert of je me helpen kon.
Als ik het nut van alles helemaal niet meer inzag,
Had ik jouw steun tot ik mezelf overwon.
Maar het werd je te veel,
't Greep je naar de keel,
't Werd 'n luchtkasteel.
Geluk vinden bij mij
En dromen, die mij belagen
In lengte van dagen,
Doen mij jou nu vragen:
Voel jij je ook niet vrij?