Onder moeders paraplu liepen eens twee kindjes
Hanneke en Janneke, dat waren dikke vrindjes
En de klompjes gingen van klik, klak, klik
En de regen deed van tik, tak, tik
Op moeders paraplu, op moeders paraplu.
Toen kwam Jan de wind erbij, die joeg eerst heel zoetjes
Toen al harder, harder maar de regen in hun snoetjes
En Jan de wind die rukt’ en trok
En op en neder ging de stok
Van moeders paraplu, van moeders paraplu
Hanneke en Janneke dat waren flinke klantjes
Die hielden stijf de paraplu in allebei hun handjes
En ze lachten blij van hi, ha, hi
En ze riepen: Jan je krijgt hem nie
’t is moeders paraplu, ’t is moeders paraplu.