Ik weet een heerlijk plekje grond,
Daar waar de molen staat,
Waar ik mijn allerliefste vond,
Waarvoor mijn harte slaat,
Ik sprak haar voor de eerste keer,
Aan de oever van de vliet
En sinds die tijd kom ik daar meer.
Die plek vergeet ik niet.
Refrein:
Daar bij die molen,
Die mooie molen,
Daar woont het meisje,
Waar ik zoveel van hou.
Daar bij die molen,
Die mooie molen,
Daar wil ik wonen
Als zij eens wordt mijn vrouw.
Als in de stille avondstond,
De zon ten onder ging,
En ik haar bij die molen vond
In zoete mijmering.
Fluisterde zij mij in het oor,
O, heerlijk saam te zijn.
De molen draaide lustig door
En ik zei… liefste mijn.
Refrein
Ik zie de molen al versierd,
Ter eer van ’t jonge paar.
Het hele dorp dat juicht en tiert,
Zij leven menig jaar.
En zie ik trots de molen staan,
Dan zweer ik in die stond,
Nooit ga ik van die plek vandaan,
Waar ik mijn vrouwtje vond.