Ik zat in geestelijke nood. Ik kwam zo terecht bij het Leger des Heils. Er
hing
een bord aan de gevel met 'Twijfel niet, God is er". Ik liep naar de
voordeur en
ik zag een briefje met: 'Ik ben even weg'.
Ik heb me toen maar voor de trein gegooid. Ik sprong net iets te laat. Ik
krabbelde overeind en ik zag een bordje met: 'Blijft u rustig liggen, er
kan NOG
een trein komen'.
Daar stond ik dan, een droevig einde van iets dat zo poetisch begon.