Het fonkelende, kronkelende watergeweld mompelt
Het mompelt
"Daar komt Ben Hur, achter een jonge Venus aangestrompeld
Ei Venus, ei Hur
Wat wadet gij in dit nat?
Zijt toch bedachtzaam
Opdat schoonheid en moed
Niet ondergedompeld verschrompelt
Hur, Ben Hur
Waar is uw wagen, waar uw ros?
Zijn zij dan minder dan deez' jonge maagd
Wier wangen verdervend verleidelijk vlammen middels een blozende blos?
Waarlijk, gij zijt niet meer wie gij was"
En de bruisende, kolkende oceaan briest:
"Ben!
- Ik mag toch wel Ben zeggen, he Hur? -
Kom tot rust
Venus zond haar verleidelijkste dochter naar u toe
Edoch, z'is tevens de verraderlijkste slang veur oe
Het is de dood die ge kust
Nogmaals, gij zijt niet meer wien gij was;
Gij zijt niet meer Hij, waarvoor het volk brulde:
"Hulde Ben, hulde"
En nogmaals brulde:
"Hulde"
En ook dikwerf
"Driewerf hulde"
Brulde
Gij verwerd tot een zot
Waartegen Ratio zich suf lulde
O, erbarm Voorzienigheid
Weest deze drommel genadig
Brengt hem tot inkeer, nog ene keer
Want kijk, hij verzuipt gestadig
Tabee Ben
Daar verzuipt ge;
In water en ongunst
Blijft lof voor uw moed
Misprijzen voor uw zwemkunst"