MacJansen is stapelgek op paarden. Ik zelf begrijp dat niet zo goed, de
interesse
voor een paard komt bij mij niet verder dan een riblapje, maar MacJansen
zegt:
"Een paard is de parel in de kroon der schepping". Of, zoals de Schotten
dat zo
mooi kunnen zeggen: "Horse". MacJansen is stapelgek op paarden, hij is
evenzo
gek op tante Ria. Hij wil graag trouwen met tante Ria, of, zoals de
Schotten dat
ook zo treffend kunnen zeggen: "Merrie".
Zij zijn van plan met z'n tweeen in Schotland een paardenranch te
beginnen.
Dat lukt hen aardig en net wanneer de boerderij lekker floreert, wat
gebeurt er?
Struikrovers. Ja, struikrovers! In de hele wijde omtrek is geen struik
meer te
bekennen. Dus, MacJansen zegt: "Ik ga even achter die struikrovers aan".
"Dat is goed, Engelbert".
Hij springt op zijn paard, komt nog een beetje ongelukkig op de punt van
zijn
zadel terecht en roept nog snel: "Ai...Vanhoe!", en daar gaat Engelbert:
Humperdinck, humperdinck, humperdinck...