Ik ben de kleine zigeunerprinses
Mijn vader heeft een gevaarlijk mes
Mijn moeder had oorbellen, prachtig rood
Nu draag ik ze zelf, moeder is dood
Haar kralen heb ik ook om de hals
Ze schold mijn vader voor vuil en vals
Mijn mooiste speelgoed heeft zij gebroken
En toen heeft vader haar doodgestoken
Vader is wijs en moeder was dom
Ze komt soms weer en ik weet waarom
't Is om haar kralen en haar bellen
Maar als ik iets vraag wil ze niets vertellen
Haar oorbellen en haar kralensnoer
Berg ik goed op onder de vloer
Een kleed er over, een zware kast
Voor vader is dat een lichte last
Hij weet wel dat ze terug kan komen
Anderen zeggen het zijn maar dromen
Het zijn maar schaduwen tegen 't behang
De mensen zijn dom, de mensen zijn bang