We spraken af, zo 's morgensvroeg
Om altijd met dezelfde ploeg
Naar school te fietse
Vier hartsvriendinnen waren wij
En er was ook een jongen bij
Een Griekse god, zo van opzij
Hij heette Sytze
Hij reed als held voorop en zweeg
't Was alsof je vleugels kreeg
Onder 't fietse
Ja, smoorverliefd, wij alle vier
Elk dacht: Ik weet dat ik hem versier
Ook al vertrok hij zelf geen spier
Maar zo was Sytze
Z'n vader werkte bij de post
En die verdiende dus de kost
Door veel te fietse
Omdat hij vroeger in de stad
Met vader meereed, kwam 't dat
Hij zo gespierde benen had
Die mooie Sytze
Op woensdagmiddag was je vrij
Ging soms als groepje naar de hei
En onze fietse
Legden we neer onder een boom
Daar lagen wij dan, lui en loom
Het was als was je in een droom
Want daar zat Sytze
Wat waren we onschuldig toen
We debiteerden voor ons doen
Gewaagde wietse
De lucht is zoel, de heide bloeit
Je voelt dat er een spanning broeit
En God, je hele lichaam gloeit
Vanwege Sytze
Dan giechelden die andere drie
Ik wist van louter jaloezie
Dus zag ik Lytze
Met hem alleen, o, als dat kon
Als zich er dan iets moois ontspon
Dan zou ik naar de horizon
Met Sytze fietse
Sytze