We varen voor een zeemanspree
over de zoute zee
Al gaan er nooit geen vrouwen mee
over de zoute pekelzee, over de zoute zee
En zijn we goed of slecht gezind,
we worden gedreven door de wind
We vreten bonen met azijn
Het spek is voor de kapitein
En gaan we zuipen aan de wal,
ze tappen er bier zo bitter als gal
En komt er een orkaaan voorbij,
dan is het gedaan met de koopvaardij
Dan roepen wij Neptunus aan:
"Neptunus laat ons nooit vergaan"
Als wij voor eeuwig zijn vergaan,
dan komen wij in de hemel aan
Dan krijgen wij ons laatste pree
en zuipen met Neptunus mee