Hier komt onze fiere pinksterblom
en die komt van't lange jaar niet meer wederom.
Haar voetjes treden voort, zij was welgemoed
en droeg er een rozenkrans al om haar hoed.
Zij had haar vaders' staf in de hand
en daarmee reed ze naar het Morgenland.
Het Morgenland lag achter de deur
en daar stonden drie hupsche mooi-meiskes veur.
De ene die was rein en de ander die was klein
en de derde die schonk er mij een glaasje koele wijn.
Is dat dan geen fiere pinksterblom
en zij komt van 't lange jaar niet meer wederom.
En als dat lange jaar ten einde was,
mooi Anneke moest er in de krame.
Is dat dan geen fiere pinksterblom
en mooi Anneke dat is er hare name.