Plompaart en zijn wijveke,
ze zijn te merkt gegaan,
drie uren voor de dage,
ze zijn te merkt gegaan.
Als zij te Burburg kwamen,
te Burburg op de merkt,
daar braken ze alle eieren
en de boter viel in 't slijk.
"Plompaart", zijde ze, "Plompaart,
loop huiswaarts, haal de haak,
wij zullen de boter uit trekken
voor dat zij in de gronde gaat.
't En is wel om de boter niet,
't en is maar om de doek,
'k en scheurde hem gisteravond
van Plompaarts beste broek.
"Hebt gij van mijne beste broek
een boterkleed gemaakt?
'k en heb mijn levensdage
een zulk bot wijf gehad.