Wij zijn de kleine zwervers
Wij zwerven er op los
Wij zwerven uit en zwerven
Door open veld en bos
Wij, zwervers, blijven buiten
De strijd om het gewin
Ze kunnen naar ons fluiten
Wij stinken er niet in
Ik was al jong een zwerver
Die een hekel had aan thuis
Mijn vader en mijn moeder
Noemden mij Kleintje Odysseus
Al op mijn vierde, vijfde
Liep ik alle dagen weg
Maar omdat ik aan een touw zat
Bleef ik steken in de heg
Ik kreeg een fiets waarvan ik
De trappers flink bewoog
Maar vader liet mij nog niet gaan
Hield mijn achterwiel omhoog
Hij bond me aan de tafelpoot
Bouwde om het huis een hek
Ik fietste door de spijlen
Met die tafel op mijn nek
Mijn ouders lieten mij niet gaan
Ik kreeg maanden huisarrest
Hen nam ik dat niet kwalijk
Aan het huis kreeg ik de pest
Ik pakte een doosje lucifers
Ik joeg de brand erin
Nu zwerven we al weer jaren
Met heel het huisgezin