Klokke vier wekte ons de stuurman met zijn kreet: "alle hens aan dek!"
't Was de wacht geweest in het vooronder die ontdekt had
"Boots, we varen lek..."
Verloren leek ons schip, gevangen op een klip
Onze "Hoop" maakte steeds meer water
De vraag was enkel nog wanneer ze kapseizen zou
De kleine scheepsjongen bad stilletjes tot Jezus
Of die voor zijn oude moeder zorgen wou
Verloren was ons schip, gevangen op een klip
De kapitein vocht op de plecht, maar recht kreeg zelfs hij het roer niet
Het schip brak, toen kantelde de ra
Sloeg twee man overboord
Ik werd wakker in een sloep naast de bootsman
Ik greep zijn hand maar die was al koud
Met proviand voor twee, drie weken en een maand ver uit de kust
Weet ik: een jongen op de vaart, wordt zelden oud
Aan de einder blinkt een stip: de resten van ons schip