Ik heb een vrouw bemind, die best
Een tweede Troje zou verdienen,
En die door drank en heroine
Onder mijn ogen werd verpest.
Tot ziekbed kromp het liefdesnest,
En ik zou zachtjes willen grienen,
Omdat alleen dit clandestiene
Sonnetje van ons tweeen rest.
Zo'n veertien regeltjes waarmee je
Een tipje van de sluier licht,
Wat zout om in de wond te wrijven.
Wat zijn dat toch voor waanideeen,
Dat je, verdomd, in een gedicht
'De dingen van je af kunt schrijven'?