Hij mind'een aardig kind
Haar naam was Kunegonde
Hij werd door haar bemind
Want liefde is geen zonde
Ze woonde in een slot
Met hooge ridderzalen
Zij vroeg de goeden God
Belasting te betalen
Haar paatje was baron
Die had liefhebberijen
Op de wal stond een kanon
Om 's avonds achter te vrijen
hij lokte haar buiten de poort
En toonde zijn bruine merrie
Ze reden ijlings voort
Toen maakte haar vader herrie
Ze gingen door een bosch
Met zevenduizend beren
Die liepen zoo maar los
Elkander kunstjes te leeren
Hij sloeg ze allen dood
Zonder ba of boe te zeggen
Toen waren ze uit den nood
De beren lieten ze leggen
Toen kwamen zij in 'n huis
Met negenhonderd schurken
En al dat woest gespuis
Lag 't "Wien Neerlands bloed"te snurken
Toen trok hij zijn rapier
En riep "de donder haal-ie"
Hij stak voor zijn plezier
De schurken door hun fallie
Toen hij heeft fluks getrouwd
Die schoone Kunegonde
Dat heeft `m leelijk berouwd
Want ze heeft een minnaar gevonden