Een vreemde verre sluier
van nevel en van dauw
ligt altijd in de ogen
van iedere mooie vrouw.
En kijkt hij in de mijne,
m'n lippen bij zijn mond,
wat ziet hij dan verschijnen?
De ware diepe grond.
Ik ben van top tot teen
de liefde toegedaan,
want dat is mijn bestaan
en niks anders.
Dat is, hoe zal ik zeggen,
toch mijn ware aard.
Ik heb de liefde lief
en niks anders.
Mannen omzwermen mij
als motten om een vlam
en als ze verbranden
dan is dat hun probleem.
Ik ben van top tot teen
de liefde toegedaan,
want dat is mijn bestaan
en niks anders.
Krijg ik hem in mijn handen,
een man die bij mij past,
die ik nooit los zal laten,
ik houd hem stevig vast.
Ik kan niet ander leven,
ik ben het zo gewend,
steeds weer, steeds alles geven,
genieten tot 't end.
Ik ben van top tot teen
de liefde toegedaan,
want dat is mijn bestaan
en niks anders.
Dat is hoe zal ik zeggen
toch mijn ware aard
ik heb de liefde lief
en niks anders
Mannen omzwermen mij
als motten om een vlam
en als ze verbranden
dan is dat hun probleem.
Ik ben van top tot teen
de liefde toegedaan,
want dat is mijn bestaan
en niks anders.