Halen! Het grootzeil omhoog!
Halen! De fok en de kluiver!
Halen! En vaar voor de wind!
En laat 'r door het water stuiven!
Stormt het uit noord of uit west,
weet wat je dan doet, m'n maatje,
blijf uit de Stortemelk weg
en kom maar door het Fransche Gaatje.
Daar woonde eens op Vlieland-Oost
een oude zeekaptein,
die had een beeldschoon dochtertje,
haar naam was Marjolein.
Ze nam als vrijer een student,
't was niet haar vaders wil,
een jongen die een botter had
en een touwtje aan z'n bril.
Halen! Het grootzeil omhoog!...
Haar vader die bewaakte haar,
ze kwam de deur niet uit.
Hij zei: je hebt niks aan zo'n knul
met zo'n ouwe lekke schuit.
Het kan ook helemaal geen kwaad
als je nog een jaartje wacht;
wie weet komt er een rijke man
met een polyester jacht.
Halen! Het grootzeil omhoog!...
Op zekere dag, 't was windkracht acht,
moest vader naar de wal,
hij dacht: met deze hoge zee
vaart die knul in geen geval.
Op 't eiland zit mijn dochter goed,
zo blijft ze wel alleen.
Maar de botter kwam op zijn gemak
door het Fransche Gaatje heen.
Halen! Het grootzeil omhoog!...
Stormt het uit noord of uit west...
De wachter op het Vuurboetsduin
was de enige die het wist
en Keesje Koning hoorde het
op zijn beurt van Jaap List.
Want Vlieland is een eiland
dus het raakte gauw bekend:
de dochter van de kapitein
heeft gevrijd met haar student.
Halen! Het grootzeil omhoog!...
Stormt het uit noord of uit west...
Halen! Het grootzeil omhoog!...
(c) Intersong Basart