De mens souffreert zodra hij oud gaat worden
Aan al die kwaaltjes van z'n oude dag
Hij ziet in grijs en grauw en met een bril op
Dat, wat hij vroeger groen en fleurig zag
En hij vergeet al namen en al dingen
En loopt dan nijdig-peinzend op en neer
Totdat zo'n naam weer schiet door z'n geheugen
En schrijft hem op en... och, vergeet hem weer
En als z'n vrouw herinnert aan een datum
Iets uit hun jonge of verliefde tijd
Dan zucht hij: "Tja... wat is dat lang geleden
Wat raak je gauw die... eh... die dingen kwijt..."
Maar 't schiet hem toch meteen door z'n gedachten:
Herdenkingsdag! Van Kempen en Begeer
Een vaas? Een ring? Enfin, hij zal wel kijken
Hij schrijft het op... en hij vergeet het weer
En als een vriend uit lang verleden dagen
Na jaren opbelt: "Man, hoe gaat het jou?"
Dan schrikt hij: "God, ben jij het? Leef jij ook nog?"
En voelt wat warms, en dan opeens weer kou
Want och, die vriend, da's al zo lang geleden
En samen eten zegt zo weinig meer
Enfin, allright! "Waar kan ik je bereiken?"
En schrijft het op en... och, vergeet het weer
En als hij soms, heel soms, in z'n gedachten
Iets uit zijn jeugd toevallig weer beleeft
Z'n eerste hartzeer en het eerste meisje
Dat hij gevraagd, maar niet gekregen heeft
Dan peinst hij: "Tja... waar zou die zijn gebleven
Geen flauwe notie! Taal noch teken meer
Wie zou dat weten? Toch eens informeren..."
En schrijft het op en... hij vergeet het weer