Als ergens op zo'n eenzaam buitenpostje
Als ergens aan zo'n glad vergeten strand
De boot van Java in de stille baai stoomt
En weer de mail brengt uit het eigen land
Dan zitten 's avonds bij een schemerlampje
(En d'avond hangt als een zwart gordijn)
De ouders... en hun zwijgende gedachten
Gaan naar de kinderen, die niet bij hen zijn
Soms kraakt het papier, als pa het briefje uitvouwt
Met Jan's rapport: voor algebra een drie
En voor z'n Frans ternauwernood voldoende
En zelfs een twee voor stereometrie
Toch heeft de jongen hersens als z'n vader
Verdomme... maar wie let ook op het kind
Wie helpt hem 's avonds als hij zit te blokken
En zonder pa zo'n stomme som niet vindt
En moeder staart met stille, verre ogen
En door de eenzaamheid der jaren heen
Ze ziet ze staan... twee kleuters nog... verbeeld je:
Drie lange jaren zijn ze weer alleen
Dan denkt ze aan die laatste dag in Holland
Het laatste uur, dat zij ze bij zich had
Toen kleine broer zich nog zo groot wou houden
En kleine zus op schoot te huilen zat
Ze zitten beiden voor zich uit te staren
Ze zijn nu samen bij de kinders thuis
Ze lopen samen door de stille straat heen
En naar het oude, welbekende huis
Ze bellen aan... en kleine Jan doet open
Zoals hij vroeger ook zo dikwijls deed
En zus zit binnen met haar Franse thema's
En wacht op ma voor 't woord, dat ze niet weet
En d'avond ligt maar roerloos om hen beiden
De lamp brandt suizend door de uren heen
En naast de krabbelbrieven van de kinders
Zitten ze stil en hopeloos alleen
Met in hun oog een traan, die wordt verborgen
En in hun hart de ongezegde pijn
Van het verlangen naar hun kleine kleuters
Die, net als zij, alleen gelaten zijn