Ik kwam hem laatst in 't ouwe stadje tegen
Verpieterd, schraal, een zure, grauwe heer
Die langs me schoof... en even iets deed schokken
Verdorie, ja... wie was die vent ook weer
Ik zag opeens dwars door de klamme regen
De ouwe school... de ouwe derde klas
Het zwarte bord... het rijtje dooie sommen
En hij de klos... de knapste van de klas
Nu liep hij hier... na vijfenveertig jaren
Dezelfde straat, hetzelfde klokje rond
Dezelfde klok, die elke zelfde morgen
Dezelfde man om kwart voor achten vond
Dezelfde gang der zelfde daagse dingen
Dezelfde sleur, dezelfde strakke plicht
Precies op tijd de ogen 's ochtends open
Precies op tijd de ogen ook weer dicht
Het leven gleed een mensenleeftijd verder
Aan hem voorbij, steeds in dezelfde stad
Hetzelfde huis, dezelfde gracht en singel
Dezelfde school, die hem verschrompeld had
Hij was zo knap... de knapste van de klasse
Die klas vloog uit nog voor ze vliegen kon
Als jonge vogels naar de open verte
Van wijde zee en vage horizon
Hij bleef op 't nest, een schrale, grijze vogel
En zocht... en vond een even grauwe zij
Voor 't grijze nest in 't grijze, grauwe straatje
En 't leven gleed hun klokjes rond... voorbij