Als je later stil gaat wonen
In een huisje op de hei
En je wordt een doodgewone
Een vergeten zij of hij
Dan begin je pas te leven
Ook al woon je nog zo klein
Als je daar ten langen leste
Helemaal jezelf mag zijn
Als je later stil gaat wonen
En je schrijft geen brieven meer
Met 'gebeurlijk' en met 'nopens'
En met steeds 'ik heb de eer'
Maar je schrijft weer doodeenvoudig
Dan besef en voel je pas
Hoe 'n verwaand stuk eigenwijsheid
Je, al taalverknoeiend, was
Als je later stil gaat wonen
Ongenoemd en onbekend
En je mag daar, in dat huisje
Zijn en blijven wat je bent
En je leest dan in je krantje
Van dat vroegere gedoe
Zie, dan ga je zielstevreden
's Avonds naar je bedje toe
Als je later stil gaat wonen
In een huisje met een hond
En je loopt dan met een gieter
Door je bloemenperkjes rond
En je rookt je ochtendpijpje
In de zachte zonneschijn
Dan begrijp je pas de weelde
Van jezelf te mogen zijn