De weg is leeg en de lucht wordt lichter,
De nieuwe dag en de stad komt dichter, dichter, dichterbij.
Ik heb vannacht door de storm gereden,
Op de vlucht voor mijn kwaaie vrouw en mijn verleden
Van droom en draaierij
.
Zwerven langs de hete wegen, door de woeste bergen,
waar de oorsprong woedt.
En roepen door de kale bomen,
Naar de koude sterren, hoe het verder moet.
En daar komt de grote zon.
Het is die ouwe nog van toen,
Toen ik nergens nog van wist.
En hier gromt de motor weer.
Het is nog steeds diezelfde droom:
vliegen door de mist.
Ik sta hier in de buurt van Kampen –
Hoe het eerste licht breekt door de dampen op het meer.
Het is nog steeds niet te bevatten,
Het heeft tot niets geleid dan een paar lege jatten
En kom op, daar gaan we weer.
Zwerven door de vuile steden,
Langs de witte dorpen, opgeworpen grond.
En roepen naar de hoge toppen,
In de blauwe verte, of het ooit nog komt.
En daar stijgt de grote zon.
Het is die ouwe nog van toen,
Toen ik nergens nog van wist.
En hier gromt de motor weer.
Het is nog steeds diezelfde droom:
vliegen door de mist.