Hij jaagt z'n hond langs donkere wegen,
Stuurt 'm door de diepste stegen -altijd.
Hij neemt 'm mee naar de verboden holen,
Waar de verloren spoken dolen -altijd.
Hij steekt de vuren aan, laar de mot begaan,
Het begint weer van voor af aan -altijd.
Hij vraagt niet naar de prijs, let niet op het gekrijs,
Zo gaat het toevalligerwijs - altijd.
Refrein:
Ze noemen 'm De Liefde, grote rover van de nacht.
Het is maar even nog een keer en weer alleen.
Ze noemen 'm De Liefde, vrezen de grillen van zijn macht,
Maar dansen deinend tot het einde om hem heen.
Hij kan zo diep en eerlijk praten,
Je hebt z'n leugens niet in de gaten - nooit niet.
Je kunt niet anders dan geloven,
Je wordt levend afgekloven - altijd.
Hij duwt je naar het bed, je verweert je nog maar net,
Je denkt niet dat je het redt - nooit niet.
Refrein.
'Was je me vergeten?'
'Nee, dat was het niet.'
'Je had het kunnen weten.'
'Maar je weet het niet.'
Refrein.